Dortebachtal.

Ligging: Kreis Cochem-Zell, nabij Klotten.

Onder bescherming sinds: 1930.

Oppervlakte: 35 hectare.

Hoogteligging: 140-300 meter boven N.N. .

Algemeen.

Het Dortebachtal is een van de zijdalen van de Moezel. Het is een diep ingesneden V-vormig dal dat van de hoogvlakte van de Zuid-Eifel op 320 meter hoogte naar beneden stort tot het niveau van de Moezel op 80 meter. Het toegankelijke deel is eigenlijk slechts 800 meter lang en eindigt bij een kleine, maar fraaie waterval. Het gebied kent grote tegenstellingen, kurkdroge en hete hellingen, maar ook vochtige en koele bossen op de dalbodem. Daardoor is het rijk aan een groot scala aan planten en dieren.

Geologie.

De Dortebach heeft een diep V-vormig dal uitgesneden in de leistenen uit het Onder-Devoon. De zandsteen-, kwartsiet en leisteenlagen in het gebied dalen van noord-oost naar zuid-west. Ze stammen uit het Onder-Devoon en om precies te zijn uit de Beneden-Ulmen-fase. De stenen zijn vaak tot schiefer vervormt ten gevolge van de grote druk erop. Hierdoor ontstaan de smalle breukvlakken waar het dal van de Dortebach met dat van de Moezel samenkomt.

Flora.

Op de hellingen straalt de zon vaak urenlang loodrecht naar onder en laat de temperaturen tot grote hoogte oplopen. De plantenwereld is hierop ingesteld en kent vele warmteminnende soorten. Veel planten hebben zich door speciale voorzieningen aangepast aan het hete klimaat. Zo groeien er enkele soorten vetkruid, zoals Sierlijk vetkruid (Sedum forsterianum), Wit vetkruid (Sedum album) en Huislook (Sempervivum tectorum var. rhenanum). Ook de Spaanse zuring (Rumex scutatus) groeit op de hete rotsen. Andere planten proberen de warmte te ontvluchten door vroeg in het jaar te bloeien. De zeldzame geelster (Gagea bohemica ssp. saxatilis) bloeit soms al in februari !
In het vroege voorjaar zien de rotsen geel van het Brilkruid (Biscutella laevigata)
In de bossen bloeien in het voorjaar honderden Bosanemonen (Anemone nemorosa) en Gele anemonen (Anemone ranunculoides). Tussen de mossen groeit Paarbladig goudveil (Chrysosplenium oppositifolium). Op de bosbodem groeit Rood peperboompje (Daphne mezereum), Bolletjeskers (Cardamine bulbifera) en Vingerhelmbloem (Corydalis solida). Later in het jaar vinden we hier Glanzige ooievaarsbek (Geranium lucidum) en Bloedooievaarsbek (Geranium sanguineum).Een bijzonderheid is de Zuid-Europese Franse esdoorn (Acer monspessulanum). Op de rotsen groeit in de nazomer Wilde averuit (Artemisia campestris ssp. lednicensis) en Kalkaster (Aster linosyris).
Langs het beekje groeien vele bijzondere varens, waaronder Stijve naaldvaren (Polystichum aculeatum), een bijzondere ondersoort van de Eikvaren (Polypodium interjectum), Zwartsteelvaren (Asplenium adiantum-nigrum) en Noordse streepvaren (Asplenium septentrionale).

Fauna.


                   

           Groot geaderd witje (Aporia crataegi).                                 Grote vos (Nymphalis polychloros)                                             Apollovlinder (Parnassius apollo).

In het gebied komen vele bijzondere diersoorten voor. Uit de groep van de reptielen zijn dit onder meer de Muurhagedis (Podarcis muralis), Smaragdhagedis (Lacerta viridis) en Gladde slang (Coronilla austriaca). Als bijzondere broedvogel is hier de Grijze gors (Emberiza cia) te vinden.

Vlinders.

Het gebied is warm en droog en koel en vochtig tegelijk. Dit biedt unieke kansen voor de vlinderfauna. Naast soorten van droge hellingen komen er ook soorten van koele vochtige bossen voor. Tot de soorten van de open zonnige gebieden behoort onder meer Koningspage (Iphiclides podalirius). Deze is in de lente en voorzomer zeilend op de opstijgende warme lucht aan te treffen. De Apollovlinder (Parnassius apollo) is eveneeens een soort van warme en zonnige plekken. Deze grote vlinder vliegt tussen half juni en half juli. Het vrouwtje van de Apollo legt haar eitjes op Wit vetkruid (Sedum album). 
Omdat het grootste deel van het gebied bebost is, is de kans om bossoorten waar te nemen groter dan het waarnemen van soorten van open gebieden. Dit zijn grotendeels wat algemenere soorten zoals Bont zandoogje (Pararge aegeria), dat vooral op open plekken in het bos vliegt, en het Boomblauwtje (Celastrine argiolus). Op bramen is regelmatig de Kleine ijsvogelvlinder (Limentis camilla) aan te treffen, die zijn eitjes afzet op de Gewone kamperfoelie (Lonicera periclymenum) en Rode kamperfoelie (Lonicera xylosteum).

Onderweg in het gebied.

Het gebied is te bereiken door vanaf Klotten de Moezel stroomafwaarts te volgen. Circa 1 kilometer buiten Klotten voert een wandelpad onder het spoor door. Dit is het begin van het 800 meter lange pad tot aan de waterval. Daar stopt de wandeling. De geoefende wandelaar kan het steile pad dat de helling omhoog zigzagt volgen en proberen op een andere plek weer naar onder te komen, hetgeen niet eenvoudig is.

Tijd.

Het Dortebachtal is eigenlijk het hele jaar door mooi. In het vroege voorjaar staat op de rotsen de zeldzame Geelster in bloei. Eind maart kleuren de voorjaarsbloeiers de dalbodem en in de hete zomer is het een paradijs voor vlinderliefhebbers. In de nazomer bloeit dan weer de Herfstaster.
Een bezoek aan het gebied duurt circa 1,5 uur.